Laser
In bepaalde vastestoflasers zijn de laserkristallen, bijvoorbeeld Y3Al5O12, gedoteerd met holmium(III)verbindingen. Daardoor geven de lasers een groen of geel licht. Ze hebben onder andere medische toepassingen zoals bij het vergruizen van stenen in de schelp van de nier, het vernietigen van blaaspoliepen en de vernietiging van vaatweefsel in de vaatchirurgie.
Magneten
De hoge magnetische sterkte van holmium wordt benut om sterke magneetvelden te generen. Het element is zelf niet permanent magnetisch, maar dient als concentrator van magnetsche flux (in poolschoenen) in combinatie met andere magneten.
Glaskleuring
Holmiumoxide geeft glas een specifieke gele of rose kleur. Net als zulk glas vertonen ook oplossingen met het oxide (meestal in perchloorzuur) scherpe pieken in het aborptiespectrum tussen 200 en 900 nm. Ze dienen als calibratiestandaarden voor optische spectrofotometers.
Meer toepassingen
In verbindingen
- Neutronenvanger in nucleaire installaties
- supergeleiding HoBa2Cu3O7
- Medische toepassingen
Naam
Holmium is vernoemd naar de plaats Stockholm - Holmia is de verlatijnste naam voor de Zweedse hoofdstad. Het is de geboorteplaats van één van de ontdekkers, Per Teodor Cleve en bovendien vlak bij Ytterby, een belangrijke vindplaats van het holmiumhoudend mineraal ytterbium.
Ontdekking
De Zwitserse chemici Marc Delafontaine en Jacques-Louis Soret ontdekten holmium in 1878 bij hun spectraalanalyse van ytteraarde (verkregen uit gadoliniet). Later dat jaar werd het oxide door Per Teodor Cleve aangetoond in erbia. Dat was lang voor een zuivere aarde (erbiumoxide) aangezien, maar Cleve vond twee nieuwe materialen, het ene bruin en het andere groen. Het eerste noemde hij holmia, naar zijn geboortestad, het tweede thulia (naar Thule, het Griekse woord voor het gebied dat we nu Scandinavië noemen).
Pas in 1911 lukte het holmiumoxide in redelijk zuiver toestand te verkrijgen en het eerste zuivere, metallische holmium werd pas in 1940 gemaakt.
Toelichting: Zeldzame aardmetalen
Holmium behoort tot de zeldzame aardmetalen. De groep omvat de elementen scandium (21) en yttrium (39) en de elementen 57 tot en met 71. Die laatste reeks is ook bekend als de lanthaniden (naar het eerste element uit de reeks: lanthaan).
Zeldzaam wil niet zeggen dat de betreffende elementen weinig op aarde voorkomen. Het gaat hier om een groep elementen die allemaal ontdekt zijn via de isolatie van hun oxide. De term 'zeldzaam' vindt zijn oorsprong in het feit dat deze oxiden (aarden) bijzonder moeilijk te herkennen en scheiden zijn. Het duurde meer dan een eeuw voordat ze allemaal ontdekt waren. In dezelfde periode werd bijna honderd keer de ontdekking van andere nieuwe elementen geclaimd.
Na verloop van tijd kwam de term 'zeldzaam' ook in zwang als aanduiding van de elementen zelf. Ze werden vaak pas vele jaren na hun ontdekking in zuivere vorm geïsoleerd.
De nieuwe oxiden vinden hun oorsprong voor het grootste deel in twee mineralen: gadoliniet en ceriet. Daaruit werden respectievelijk de oxidenmengsels yttria en ceria ontsloten.
Het relatief 'zware' mineraal gadoliniet was in 1787 door de Zweedse chemicus Carl Axel Arrhenius ontdekt in een wingebied voor veldspaat bij Ytterby (in de buurt van Stockholm). Het heette eerst ytteriet, vandaar dat het verwerkingsproduct in 1794 yttria werd genoemd. Men beschouwde Yttria aanvankelijk als het oxide van één enkel element; het latere yttrium (Y). Uiteindelijk bleek het een mengsel van zowel yttriumoxide als de oxiden van de zwaardere lanthaniden: gadolinium, terbium, erbium, dysprosium, holmium, thulium, ytterbium en lutetium.
Ceria werd in 1803 voor het eerst bereid uit ceriet, dat in 1751 was gevonden door de Zweedse chemicus/mineraloog Axel Fredrik Cronstedt. Het leverde de oxiden op van lanthaan en de lichtere lanthaniden: cerium, praseodymium, neodymium, samarium, europium.
Tot het einde van de 19e eeuw waren er geen toepassingen voor (verbindingen van) de zeldzame aarden. De Oostenrijkse wetenschapper Carl Auer Freiherr von Welsbach bracht daar verandering in. Hij gebruikte thorium en cesium ter verhoging van de lichtopbrengst van een gasvlam. De gaspitten werden daartoe in een mengsel van thorium- en ceriumnitraat gedompeld. Bij de verbranding ontstaan dan de oxiden. Ceriumoxide katalyseert de verbranding en door de zeer slechte geleidbaarheid van het thoriumoxide werden de deeltjes zeer heet en geven ze een helder licht.
Met de vinding van Von Welsbach kwam zowel het grootschaliger speuren naar de zeldzame aarden als het zoeken naar toepassingen in een stroomversnelling. Inmiddels zijn meer dan 100 mineralen bekend met zeldzame aardmetalen. Deze metalen kennen specialistische toepassingen in allerlei hoogtechnologische (elektronische) apparatuur. China is verreweg de belangrijkste producent van deze elementen.
Voorkomen
Holmium heeft een aandeel van 1,3.10-4 % van de aardkost. Het staat op plaats 56 in de lijst van meest voorkomende elementen.
De belangrijkste mineralen met kleine hoeveelheden van dit element zijn
- gadoliniet-(Ce) (foto) (Ce,La,Nd,Y)2Fe,+2Be2Si2O10
- gadoliniet-(Y) Y,Fe,+2Be2Si2O10
- monaziet-(Ce) (Ce,La,Nd,Th)PO4 (ca. 0,05 %).
- monaziet-(La) (La,Ce,Nd)PO4
- monaziet-(Nd) (Nd,La,Ce)PO4
Winning
De belangrijkste wingebieden liggen in Australië, China, India, Brazilië, de Verenigde Staten van Amerika, Maleisië, Rusland, Madagaskar, Noorwegen en Zweden.
Vroeger
Zeldzame aarden werden oorspronkelijk gescheiden op grond van de uiterst kleine verschillen in oplosbaarheid van de metaalhydroxiden en -oxiden in loog. Ook bleek het mogelijk te scheiden op basis van de oplosbaarheid van hun zouten, voornamelijk de oxalaten en sulfaten (met name Ln2(SO4)3.Na2SO4.xH2O, met Ln als symbool voor de lantaniden). De oplosbaarheid neemt licht toe naarmate de atoommassa van het lanthanide toeneemt.
De verschillen zijn echter zo klein dat voor een redelijke scheiding vele malen herkristalliseren nodig is. Duizend maal is daarbij geen uitzondering. Om bijvoorbeeld een geringe hoeveelheid zuiver thuliumbromaat te verkrijgen werd zelfs tot vijftienduizend keer geherkristalliseerd.
Tegenwoordig
Na 1950 maakten moderne scheidingsmethoden het makkelijker de zouten van de zeldzame aarden in redelijke hoeveelheden te scheiden. Continue vloeistofextractie bijvoorbeeld, waarbij de waterige oplossing van de zouten wordt geëxtraheerd met tri-n-butylfosfaat. Een andere methode is ionenwisseling, die zouten met een hoge zuiverheid oplevert en doorgaans op wat kleinere schaal wordt toegepast
De nieuwe scheidingstechnieken dienden in de eerste plaats voor de productie van goede splijtstof voor kernreactoren. Daarbij is het van belang uraan- en thoriumertsen te ontdoen van alle sterk neutronenremmende elementen, zoals de lanthaniden. Dit stimuleerde vervolgens ook het zoeken naar toepassingen en daarmee kwam ook een bredere zoektocht naar zeldzame aarden op gang.
Winning uit erts
Het mineraal monaziet bevat (naast 5 - 10 % thoriumoxide, ThO2) enkele procenten van de oxiden uit de zogenaamde yttria-groep; andere lanthaniden komen in veel mindere mate voor. Bastnaesiet en allaniet bevatten enkele procenten van - voornamelijk - de oxiden van cerium, lanthaan, neodymium en praseodymium.
Om de lanthaniden te verkrijgen behandelt men het erts, bijvoorbeeld monaziet, met geconcentreerd zwavelzuur bij 200 °C. Daarbij ontstaat een oplossing van de sulfaten van lanthaan, thorium en de aanwezige lanthaniden. Na toevoegen van ammonia slaat eerst het thoriumzout neer. Na toevoegen van natriumsulfaat slaan vervolgens de zouten van de lichtere lanthaniden neer. Na scheiding van de diverse zouten volgt zuivering.
De bereiding van de elementen in zuivere vorm verloopt meestal via elektrolyse van gesmolten zouten. Een andere mogelijkheid is de reductie van oxiden met lanthaan of calcium, of van fluoriden en chloriden met calcium, kalium of natrium. Daarbij wordt het zout gesmolten in een tantalen kroes, gevolgd door reductie (in vacuüm of in een argonatmosfeer) met bijvoorbeeld calciumdamp.
Holmium wordt op deze wijze bereid door reductie van het chloride of fluoride met calcium.